Door Edith Brouwer
Citaat uit De letterkast blz 61, jaar: 1922 ‘Redactie Opgang, Reguliersgracht 78, vrijdag a.s. 10.00 uur’, staat er op het papiertje dat Koos haar gaf. ‘Fré, neem je op de terugweg brood mee bij de bakker!’ roept Esther als Fré in haar jas schiet. ‘Ik weet niet wanneer ik terug ben, mam! Laat Berrie boodschappen doen. Hij is negen, hij kan dat.’ Als ze de deur uitgaat en de straat uitloopt, is het druk. Het is vrijdag, veel mensen in de buurt doen boodschappen voor de sabbat. Het is twintig minuten lopen en dat leek haar een fijne afstand om tot rust te komen. Maar ze bedenkt zich en keert na een paar minuten terug naar huis om haar fiets te pakken. In vijf minuten is ze op de Reguliersgracht.

Fré Cohen is pas achttien jaar oud als ze in april 1922 een illustratie mag maken voor het tweede nummer van het blad Opgang. Het is een nieuw jeugdtijdschrift over kunst, wetenschap en de arbeidersbeweging en verschijnt vier keer per jaar. Het doel van het blad is het verheffen van de jonge arbeiders.
In hetzelfde nummer uit 1922, staat een artikel geschreven door Henri Polak, de bekende vakbondsbestuurder en SDAP-politicus. Het artikel gaat over de geschiedenis van Amsterdam, als warm kloppend hart van Nederland. Er is ook een stuk over de verbeelding van ‘de arbeider’ in de kunst, met foto’s van werk van kunstenaars als Van Gogh en Steinlen. Verder artikelen over de natuur en over dansen.
Achterin in het blad staat een lijst met een ‘verklaring van de in dit nummer voorkomende vreemde woorden’, zoals:
- Autonoom – zelfstandig
- Chaos – wanorde, warboel
- Desillusie – ontnuchtering
- Kampagne – veldtocht, werkperiode
- Vandalisme – barbaarse vernielwoede
Kortom het blad moest beschaving brengen onder de arbeidersjeugd. De linosnede die Fré Cohen voor dit nummer maakte, straalt optimisme uit; een meisje en een jongen die een mooie toekomst tegemoet gaan! Het was het begin van een lange samenwerking tussen Fré Cohen en sociaal democratische kranten, tijdschriften en organisaties.